Wadi Rum woestijn en snorkelen in Aqaba (26-11-2014)

Inmiddels zijn we alweer een paar dagen thuis en weer aan het werk, maar ik had over onze laatste paar dagen in Jordanië nog niets geschreven omdat we steeds geen of hele slechte internetverbinding hadden.

Vanuit Wadi Musa zijn we, nadat we ’s ochtends nog een paar uurtjes naar Petra waren geweest, weer vertrokken richting de Wadi Rum woestijn. Na ongeveer anderhalf uur rijden kwamen we aan bij het Visitors Center. Ik had Obeid, van het kamp waar we die nacht zouden slapen, al een smsje gestuurd dat we onderweg waren, maar ik had nog geen bericht terug gehad. We reden dus naar het Visitors Center, waar we Obeid zouden treffen om naar het kamp te gaan. Hier stonden helaas wat mannen die ons om wilden praten bij hen een tourtje te boeken en we moesten de toegang aan hen betalen, wat ze dus mooi in hun eigen zak hebben gestoken, want we zijn het Visitors Center niet in geweest. We werden naar het dorp gestuurd en daar aangekomen was er nog steeds niemand te bekennen die ons op kwam halen. We proberen Obeid dus te bellen, maar het nummer klopte niet. Ik bleek de laatste twee cijfers omgewisseld te hebben en toen we daar achter kwamen hadden we Obeid snel aan de lijn. Hij zou iemand sturen om ons te komen halen en baalde dat we bij het Visitors Center waren geweest, omdat de mannen daar buiten niet te vertrouwen zijn volgens hem.
Zo’n tien minuten later konden we ergens onze auto parkeren en werden we naar het bedoeïenenkamp gebracht. Het kamp was erg netjes met nieuw sanitair en onze eigen tent. We deelden het met nog drie anderen, maar die waren op een jeeptour. Wij hadden ook een jeeptour geboekt en ging dus twee uur met onze chauffeur door de woestijn, om rotstekeningen te bekijken, Mark heeft geprobeerd te sandboarden, we hebben met rood zand onze naam in wit zand geschreven en we hebben de zonsondergang bekeken.
Terug in het kamp bleken we het kamp te delen met een leuk Amerikaans stel en een Fransman die geen Engels sprak. Tot het avondeten werd er rond het kampvuur met veel zoete thee gepraat en door de Obeid en zijn zonen gezongen. We kregen een traditioneel gerecht, genaamd “Zarb” voorgeschoteld, wat in de grond wordt bereid en zo heel langzaam gaar wordt. Een rekje met drie lagen ging de grond in (onderop groenten, in het midden een pan met rijst en bovenop kip) en daar vlak naast werd een paar uur lang een vuur gestookt. Het eten smaakte heerlijk en na nog wat gezellig gekletst rond het kampvuur onder de sterren met nog meer zoete thee hebben we ons tentje opgezocht. Gelukkig was het niet zo’n koude nacht als in de woestijn in Marokko en hebben we redelijk goed geslapen.

De volgende dag zijn we doorgereden naar Aqaba, waar we ook weer binnen anderhalf uur waren. We zijn vast wat gaan snorkelen in de zee aan de overkant van de weg van ons hotel en hebben verder niet veel gedaan deze dag. Voor de afwisseling hebben we bij de eerste Mc Donalds gegeten die we in Jordanië tegen kwamen.

Zaterdag hebben we weer gesnorkeld, we zijn nu wat verder de zee in gegaan (maar nog steeds maar een klein stukje zwemmen vanaf het strand) en het was echt prachtig. Het werd hier een stuk dieper met heel veel koraal en veel kleurrijke vissen. Het zicht was heel goed dus we hebben er echt van genoten.
Aan het einde van de middag hebben we nog wat souvenirs gekocht van onze laatste dinars en hebben we gegeten bij Ali Baba, het meest luxe restaurantje wat we tijdens deze vakantie bezocht hebben. Hier hebben we de laatste fatousch en kebab op van deze reis en met een fruitsalade als toetje hadden we onze buikjes weer helemaal rond.

Zondag moesten we nog van Aqaba terug naar het vliegveld van Amman. We wilden eigenlijk het kruisvaarderskasteel Karak nog bezoeken, omdat we dat eerder over hadden moeten slaan, maar dan hadden we zo vroeg moeten vertrekken en dat had zoveel extra tijd gekost, dat we het na alle oude stenen en kastelen van deze reis maar hebben laten zitten. We zijn dus in één ruk in 3,5 uur terug gereden naar het vliegveld, hebben onze auto ingeleverd en met een tussenstop in Wenen waren we zondagavond rond 12 uur weer helemaal veilig thuis.

Het was een leuke en interessante reis met veel afwisseling, geschiedenis, mooie natuur, vriendelijke en behulpzame mensen en lekker eten. Deze ervaring pakken ze ons weer nooit meer af!

Petra! (20-11-2014)

Toen we eergisteren hier in Wadi Musa aankwamen, zijn we, nadat we hadden ingecheckt in het hotel en daar een broodje met nutella hadden gegeten op het dakterras, naar Little Petra gegaan. Dit was een leuk voorproefje op wat we in Petra zouden gaan zien.
’s Avonds hebben we lekker een keertje pizza gegeten voor de afwisseling en toen kwamen we het stel uit Alphen weer tegen, dat we in Dana hebben ontmoet.

Gisteren zijn we dan eindelijk naar Petra geweest. Door de lange kloof loop je in ongeveer een half uur naar de uitgehouwen stad, met op het einde van de kloof, de Siq in het Arabisch, de Treasury. Dit is echt een prachtige tempel die is uitgehouwen uit de rode rotsen.
Daarna zijn we meteen maar achteren gelopen, om in een uur en een kwartier de 800 treden naar het klooster te klimmen. Iets over de helft hebben wij bij een bedoeïenen vrouw een kopje zoete thee gedronken. Ze had een souvenir kraam dus vond ik het wel zo netjes bij haar wat te kopen als dank voor de thee. We kochten twee sjaals bij haar en net toen we verder wilden klimmen kwam daar weer het stel uit Alphen aan, wat is de wereld soms toch klein! Toen meneer net foto’s stond te maken stak het zoontje van de bedoeïenen vrouw net in zijn blote kontje het pad over. Achter het muurtje langs het pad ging hij eventjes zitten poepen, maar hij wilde toch wel dat de camera wegging, wat toch wel een grappig moment opleverde.
Eenmaal boven werden we beloond met één van de mooiste bouwwerken in Petra, the Monastery (het klooster). Het klooster lijkt wat op de Treasury, maar dan nog groter en wat soberder gedecoreerd. We hebben nog een uitzichtpunt bekeken nu we toch zover geklommen waren, met een mooi uitzicht op de Wadi Araba, met verschillende kleuren rotsen.
Toen we weer beneden waren hebben we eerst op het terras van het restaurant een koude cola besteld en hebben we ons lunchpakketje wat het hotel voor ons had klaar gemaakt lekker opgegeten. Voor 3,5 JD per persoon kregen we een appel, een zakje chips, een verpakt cakeje en twee broodjes met tonijn, tomaat en komkommer. Dit ging er zeker wel in na deze flinke wandeling!
Daarna zijn we langs de koningsgraven terug afgezakt naar de Siq, want vooral ik was doodop. Onderweg hebben we nog wat leuke souvenirs gekocht, zoals een prachtig theekannetje en een ketting met hanger om kohl in te bewaren (de mannen in Petra maken hun ogen op met zwarte kohl, in combinatie met de sjaal om hun hoofd lijken ze erg op Jack Sparrow, overal kom je hier Johnny Depp tegen!).
Om half 4 waren we terug in het hotel, waar we even uitgerust hebben van de klim.

’s Avonds zijn we naar Petra By Night geweest. De Siq en de Treasury waren met duizenden kaarsjes verlicht, wat een heel mooi en romantisch effect gaf. De bedoeïenen speelden wat muziek en ze deelden mierzoete thee uit, al met al hadden ze flink hun best gedaan.
Moe maar voldaan zijn we meteen gaan slapen toen we in het hotel waren en nu gaan we nog eventjes terug maar Petra, voordat we richting de Wadi Rum woestijn vertrekken om daar vannacht in een tentenkamp te slapen.

Madaba en de Dode Zee (18-11-2014)

Vanuit Madaba zijn we naar de Dode Zee gegaan. Eerst zijn we gestopt bij het Panoramic View Point. Het uitzicht was wel mooi, maar verder stelde het weinig voor.
We zijn snel verder gereden naar de Dode Zee, waar we bij het Amman Tourist Beach gebruik hebben gemaakt van het strand. Hier kun je gebruik maken van toiletten en douches voor 12 JD per persoon, wat eigenlijk nog best duur is, maar het is de goedkoopste optie buiten het publieke, gratis strand, waar je als vrouw in badkleding niet echt gewaardeerd wordt, dus dat vonden we geen goede optie.
Het strand was helaas uitgestorven en er was ook geen modder te vinden om jezelf mee in te smeren (gelukkig had ik in Amman al wat modder gekocht voor thuis). Dan maar zonder modder de zee in. Wij hadden een hele aparte ervaring verwacht, maar het is gewoon een strand met een zee (zoals in Italië of Spanje, niets heel aparts dus) waar je vanzelf in blijft drijven, wat heel handig is zolang je op je rug blijft liggen. Op je buik zwemmen is niet echt een optie, wat dan kukel je voorover! Wat wel apart is, is de vettige laag die achterblijft op je huid, we hadden dit al gelezen, dus vandaar dat we graag een douche bij de hand wilden hebben.
Van de Dode Zee zijn we naar de Ma’in hotsprings gegaan. Hier kun je zwemmen onder een warme waterval (in deze tijd van het jaar is het water 50 graden Celcius). Achter de waterval kun je een grot in, welke een soort natuurlijke sauna vormt.
Na hier een uurtje te hebben gebadderd zijn we gauw verder gegaan, want we moesten nog een flink stuk afleggen naar het Dana Nature Reserve. Fadi, de eigenaar van het hotel in Madaba, had al gezegd dat onze plannen voor deze dag “really impossible” waren, dus we hadden ons wat verkeken op de reistijden op dit stuk. Toen we om 15.00 uur bij Ma’in wegreden, gaf onze navigatie aan dat het 1,5 uur rijden was. Onderweg wilden we nog bij het kruisvaarderskasteel in Karak stoppen, maar na deze stop toch maar overgeslagen te hebben, kwamen we rond 19.30 uur dan eindelijk in Dana aan. Gelukkig stond daar binnen 20 minuten een lekkere maaltijd voor ons klaar. We deelden het hotel met een ander Brabants stel, waarmee we in hetzelfde vliegtuig naar huis zitten en die we vast nog vaker tegen gaan komen. Het hotelletje is heel apart, het is namelijk een stukje van het oude dorp. Het dorp Dana is helemaal leeg gelopen sinds ze een eindje verderop een cementfabriek hebben gebouwd en alles is nu vervallen. Voor het natuurreservaat zijn er nu een aantal hotels en er wonen twee families die dit alles draaiende houden. De hotelkamers zijn allemaal voormalige huisjes, die nu stuk voor stuk worden opgeknapt en bij het hotel worden getrokken. Bovenop de kamers zijn een groot dakterras en diverse overdekten terrassen en eetzalen. Tussen de kamers door loop je door een smalle steeg met trappetjes, echt heel mooi!

Azraq en de woestijnkastelen (17-11-2014)

Zoals ik in het vorige blog al schreef, zijn we vanuit Amman naar Azraq gereden. Onderweg zijn we bij verschillende woestijnkastelen gestopt. Het eerste kasteel was Qasr Kharana, een karavanenserai uit de achtste eeuw. We waren hier helemaal alleen en konden door het hele kasteel dwalen, wat het nog specialer maakte.
Ongeveer 15 kilometer verderop ligt Qasr Amra, een oud badhuis uit dezelfde tijd. Hier kun je nog de oude fresco’s bewonderen die goed bewaard zijn gebleven (met veel afbeeldingen van mensen, wat erg bijzonder schijnt te zijn in de Arabische cultuur). Ook hier waren we helemaal alleen, we kregen zelfs de sleutel mee.

Het laatste kasteel dat we bezocht hebben was in Azraq zelf. Dit kasteel is gebruikt door Lawrence of Arabia en is door aardbevingen voor een groot deel ingestort. De gids die ons daar rondleidde was erg blij om ons te zien, aangezien wij de eerste toeristen voor hem waren sinds een week. Erg sneu dat het hier nu zo rustig is, terwijl het eigenlijk hoogseizoen zou moeten zijn. En dat terwijl je helemaal niets merkt van wat er in de buurlanden allemaal speelt.

Vanuit de ecolodge waar we geslapen hebben, hebben we wel een aantal f16’s op horen stijgen. De ecolodge is namelijk een oude Britse militaire kazerne en ligt naast een nieuw militair vliegveld.
Aan het einde van de middag hebben we nog een wandeling door het Wetland Reserve gemaakt. Deze oase was 20 jaar geleden gigantisch, maar doordat ze al het water naar de hoofdstad hebben gepompt, is er niet veel meer van over. Onze gids in het kasteel vertelde zelfs dat hij tegenover het kasteel 20 jaar geleden op grote meervallen ging vissen, terwijl het er nu kurkdroog is. Nu doet de overheid haar best om dat wat er nog van de oase over is in stand te houden.

Inmiddels zijn we in Madaba, waar we gisteren het stadje hebben bekeken. Madaba staat bekend om alle mozaïeken en er zijn dan ook verschillende interessante opgraven te zien. Ook ligt er in de St. George kerk een kaart van Palestina, helemaal in mozaïek. Onderweg naar Madaba zijn we nog naar Mount Nebo geweest, vanwaar Mozes het beloofde land zag en waar hij gestorven zou zijn. (Niet heel bijzonder, maar je moet er geweest zijn als je er toch langs komt).

We hebben net wat boodschapjes en souvenirs gehaald (gisteren heb ik trouwens nog een echte Arabische Barbie gekocht voor 2 JD, met hoofddoek en zwarte jurk!) en zo meteen gaan we weer verder, we gaan drijven in de Dode Zee!

Jerash en Ajloun (15-11-2014)

Gisteren zijn we naar Jerash en Ajloun geweest. Na het ontbijt zijn we eerst vertrokken naar Jerash, ons eerste echte stuk op de weg hier in Jordanië. De wegen zijn tot nu toe best goed, maar wat wel opvalt is dat het behoorlijk smerig en stoffig is overal. Het is ook overal druk op straat en mensen staan midden op de weg stil om langs de weg olijven, aubergines, tomaten en granaatappels te kopen.

Jerash was makkelijk te vinden en na een uurtje rijden reden we recht op de gigantische triomfboog af. Eenmaal op de vindplaats zijn we ruim 2,5 uur zoet geweest. Er staan nog ontzettend veel pilaren overeind, vooral langs de cardo maximus, de hoofdstraat van de oude stad Gerasa. Er staan ook nog twee amfitheaters en veel resten van tempels, kerken en een gigantische fontein, welke ooit zeker prachtig en heel imposant moet zijn geweest. De vindplaats is niet overdreven groot, maar wel erg goed bewaard gebleven en mooi gerestaureerd en het was zeker de moeite waard om gezien te hebben.

Van Jerash zijn we naar Ajloun gereden, zo’n 30 kilometer verderop. Het laatste stukje gaat door de bergen, een flink stuk omhoog, om uiteindelijk bij het oude kasteel bovenop een berg uit te komen. Dit kasteel is het enige nog bestaande voorbeeld van Arabische architectuur en is in verschillende periodes voor verschillende doeleinden gebruikt. Het kasteel is ook erg mooi bewaard gebleven en je kunt door het hele kasteel ronddwalen. Bovenop heb je een mooi uitzicht op de omgeving.

Toen we terug waren in Amman zijn we weer bij Hashem falafel en hummus gaan eten. Daarna zijn we bij Habibah in de lange rij aangesloten voor een populair nationaal dessert wat ze hier het beste schijnen te maken (Habibah wordt ongeveer net zo aangeprezen als Hashem, dus dit moesten we proberen). Gelukkig liep de rij vlot door, want wij vonden het niet zo heel lekker. Onderop ligt een laag geitenkaas, met daarover mierzoet knapperig deeg, een beetje zoals baklava. Zonder de geitenkaas was het best lekker, maar wel ontzettend zwaar, dus waren we blij dat we maar 1 portie hadden genomen.

Vandaag gaan we ons fijne hotelletje hier in Amman verlaten en gaan we een stukje naar het oosten, om de “desert castles” te bekijken. Vanavond slapen we dan in een ecolodge in Azraq. Deze ecolodge is een voormalig Brits militair complex en behoort tot één van de projecten van de overheid om de natuur in Jordanië in stand te houden.